Erfdochter voor haar kasteel
Dit bijzonder originele schilderij van een meisje en twee knechten in een hoenderhof is een van de publiekslievelingen van het Mauritshuis. Hier spreidt Steen niet alleen zijn gaven als portrettist en genreschilder tentoon, maar ook zijn talent als pluimveeschilder. Het geportretteerde kind zit op een stoep in een besloten hof omringd door een bonte stoet gevogelte: kippen, duiven, siereenden, een haan, een kalkoen en een fazant — op de kale boom zit nog een imposante pauw. Door de poort is op de achtergrond kasteel Lokhorst of Oud-Teijlingen bij Warmond herkenbaar. Het meisje draagt een mooi geel jurkje met daarop een smetteloos wit schort. Zij kijkt ons aan terwijl ze melk voert aan een lammetje. Haar rieten zomerhoed heeft ze naast zich neergelegd. Een Italiaans windhondje aan haar voeten likt de gemorste druppels op. De beide knechten, die naar het meisje kijken, zijn waarschijnlijk belast met de zorg voor de dieren. Hun gezichten zijn zo portretmatig uitgewerkt, dat we er vanuit mogen gaan dat zij bestaande leden van het kasteelpersoneel voorstellen. De kalende man met melkkan rechts heeft eieren verzameld in zijn mand en in zijn opgeknoopte blauwe bediendenschort. De grijnzende dwerg met kapotte jas linksachter — een komische noot in de voorstelling — draagt kippen in een rieten mand en los onder zijn arm.
Het evidente standsverschil tussen het keurige meisje en de ouderwets geklede ondergeschikten benadrukt de status van het kind. Zij is namelijk de erfdochter van kasteel Lokhorst: Jacoba Maria van Wassenaer (1654-1683). In 1660 toen Steen haar schilderde, woonde het zesjarige kind met haar vader, de weduwnaar Jan van Wassenaer op Lokhorst, haar geboortehuis. Een gevelsteen boven de poort toont de familiewapens van de overgrootouders van het meisje, Nicolaes van Mathenesse en Geertruyt Lockhorst, die het kasteel in de familie had gebracht. Ongetwijfeld heeft Jacoba’s vader gedacht dat zijn dochtertje kasteelvrouwe van Lokhorst zou worden. Maar dat gebeurde niet. Na haar huwelijk verhuisde zij en bleef haar kinderportret in Warmond achter, vermoedelijk tot 1764 toen de boedel werd verkocht en niemand meer wist wie het weergegeven meisje was. Haar identiteit is pas recent opnieuw vastgesteld. Voor Jan Steen, die in 1660 in Warmond woonde, moet dit een prestigieuze opdracht zijn geweest die hem verbond aan een aanzienlijke adellijke familie.
Overschilderde familiewapens
Boven de poort prijken de familiewapens van Nicolaes van Mathenesse en Geertruyt Lockhorst, de overgrootouders van de kleine Jacoba Maria, maar die zijn lang niet te zien geweest. De wapens werden na 1764 overschilderd, vermoedelijk om het schilderij beter verkoopbaar te maken. Een familieportret doet het immers niet goed op de vrije kunstmarkt. Stadhouder Willem V kocht het doek in 1769 bij een Amsterdamse handelaar. Mogelijk verkeerde hij in de veronderstelling dat het ging om een portret van een Oranje-telg. Bij een restauratie in 1948 kwamen de familiewapens weer tevoorschijn.
De overburen van Jan Steen
Er zijn weinig portretten van Steen bekend, maar als hij er één schilderde, dan maakte hij er iets heel bijzonders van. In 1655, vijf jaar vóór De hoenderhof, had hij al eens een portret van een meisje geschilderd. Ook zij is op een topografisch herkenbare locatie weergegeven: op de stoep voor haar huis aan de Oude Delft in Delft. Rechtsachter is de torenspits van de Oude Kerk te zien. Midden in beeld zit – tamelijk breeduit – de vader van het meisje. Vanaf de straat wordt hij aangesproken door een armoedige oude vrouw die een klein kind bij zich heeft. Zij lijkt op een bedelares, maar misschien vraagt zij om een andere vorm van liefdadigheid; de brief in de hand van de heer kan daarmee te maken hebben. De identiteit van de deftige burger en zijn dochter is pas recent ontdekt. Hij was geen burgemeester, zoals altijd werd gedacht, maar een rijke Delftse graanhandelaar: de 43-jarige weduwnaar Adolf Croeser. Zijn enige kind Catharina was in 1655 dertien jaar oud; zij kijkt ons aan terwijl zij haar rokken ophoudt om van het stoepje te stappen. De Croesers woonden in een huis aan de westzijde van de Oude Delft. Aan de overkant van de gracht stond ‘De Roskam’, de brouwerij van Jan Steen toen hij tussen 1654 en 1657 in Delft woonde. Vader en dochter waren dus zijn overburen. Opvallend detail in de voorstelling is het mooie boeketje bloemen in de vensterbank naast de voordeur.
Net als De hoenderhof is dit een uitzonderlijk portret waarin Steen zijn veelzijdige talenten als schilder ten beste heeft gegeven. Het is niet alleen een portret van een chique heer met zijn dochter, maar ook een genrevoorstelling, een stadsgezicht en het bevat zelfs een klein bloemstilleven. In dit werk combineerde Steen bovendien verschillende schildertechnieken. Het schitterende satijn van Catharina’s rokken heeft hij heel fijn geschilderd, net als het glanzende zwart van Croesers pak. Ook hun gezichten zijn precies gedetailleerd. De ‘bedelares’ en haar kind zijn daarentegen veel schets¬matiger in verf gebracht.
Symboliek
De schilderijen van Jan Steen zitten boordevol symbolische verwijzingen. Soms zijn die relatief eenvoudig te duiden, vaak is het veel moeilijker en zijn onze interpretaties verre van zeker. De kale boom met daaraan een stevige jonge scheut zou in deze context kunnen wijzen op het uitgestorven geslacht Van Mathenesse-Lockhorst, waaraan niettemin de jonge Jacoba Maria was ontsproten. In het verlengde daarvan zou de pauw kunnen staan voor de onsterfelijkheid, maar dat is een stuk minder zeker. Dat het drinkende lammetje in dit kinderportret voor de onschuld kan staan, lijkt niet te vergezocht.