Diep in de kussens verzonken ligt een jonge vrouw in haar mooie hemelbed. Met één arm boven haar hoofd en een half ontblote boezem draait ze zich om naar de ‘dokter’ die aan haar zijde zit, zijn handschoenen in de hand alsof hij net binnen is komen lopen. Minnekoorts, dat zal ook hier wel de diagnose zijn (vgl. inv.nr. 167). De dokter in zijn ouderwetse pak is geen echte geneesheer, maar als altijd bij Jan Steen een charlatan, mikpunt van spot. Hij heeft even geen aandacht voor de zieke want hij krijgt een wijnglas aangereikt door een jonge vrouw die, gezien de chique kleding onder haar schort, alleen maar speelt dat ze de dienstmeid is. Misschien is het een medicijn voor de patiënt, maar het lijkt eerder te gaan om wijn voor de dokter: met zijn hoed scheef op het hoofd ziet hij er al enigszins beschonken uit.1 De volle po op de stoel en het urineflesje op tafel wijzen op het piskijken, dat door hem als diagnosemiddel zal worden gebruikt. Het vuurtestje met brandende veter is eveneens een standaardmotief in Steens voorstellingen met dit thema (zie ook inv.nr. 167).
In de meeste van zijn dokterstaferelen heeft Steen het zieke meisje zittend op een stoel weergegeven, maar in ongeveer een kwart ervan ligt ze zoals hier in bed.2 Enkele daarvan behoren tot zijn seksueel meest expliciete ‘doktersbezoeken’, met breed lachende figuren die over de portee weinig misverstand laten bestaan: het meisje kan alleen door haar minnaar worden genezen in haar eigen bed. In het doktersbezoek uit Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam – met het opschrift ‘Hier baet geen medesyn, want het is minnepyn’ – houdt een grijnzende jongen een klisteerspuit vast, terwijl de dokter een nutteloos recept uitschrijft voor de zieke in bed.3 Een oude vrouw op een schilderij uit een particuliere collectie geeft met een vette lach een klisteerspuit aan de dokter.4 Het apparaat lijkt een onverbloemde verwijzing naar de geslachtsdaad, waarnaar het liefdeszieke meisje kennelijk hunkert. De patiënt is op het laatste werk in vrijwel dezelfde houding in haar bed weergegeven als op dit schilderij in het Mauritshuis en draagt eveneens een ‘mouche’ op haar slaap.5 Op een ander ‘doktersbezoek’ van Steen ontbreekt de klisteerspuit, maar maakt de dokter een overduidelijk obsceen gebaar naar de in katzwijm op haar bed gevallen patiënt.6 Het is de enige doktersscène waarin op de achtergrond oesters worden klaargemaakt, toentertijd een bekend afrodisiacum (vgl. inv.nr. 818).
Vergeleken met de genoemde voorstellingen gaat het er op het hier besproken schilderij ogenschijnlijk minder lichtzinnig aan toe, maar het feit dat het meisje in bed ligt maakt de boodschap toch explicieter dan wanneer ze nog netjes gekleed op een stoel zou zitten. De hondjes die rechtsachter, bovenaan het trapje, elkaars achterste besnuffelen wijzen waarschijnlijk op de enig afdoende remedie voor de toestand van de patiënt. Ook het prominent weergegeven schilderij in een vergulde kwablijst op de achterwand lijkt de boodschap van dit dokterstafereel te onderstrepen, met een voorstelling die Steen slechts eenmalig heeft weergegeven.7 Het toont een woeste gevechtscène, met links op de voorgrond een centaur die een vrouw rooft en rechts een naakte man die een steigerend paard bij de manen grijpt: motieven die in hun algemeenheid verwijzen naar gebreidelde en ongebreidelde hartstochten, maar die niet met één bepaald mythologisch verhaal in verband kunnen worden gebracht. Volgens bijvoorbeeld Karel van Mander stond de centaur voor ‘den oncuysen mensch’ en kon het temmen van het paard in verband worden gebracht met de rede die de begeerte dient te overwinnen.8 De linkerhelft van het afgebeelde schilderij baseerde Steen op een illustratie van Ovidius’ Metamorfosen door Antonio Tempesta, met de strijd tussen de Centauren en Lapithen.9 Ongetwijfeld ging het Steen vooral om het vermakelijke contrast tussen het meisje, dat ogenschijnlijk rustig in haar bed ligt, en de heftige passie waarvan op het schilderij-in-het-schilderij sprake is. De schilderijen die Steen in zijn interieurs opnam bevatten veelal een vorm van commentaar op het voorgestelde, maar spelen niet vaak zo’n prominente rol als hier.
Jan Steen heeft allerlei details van de voorstelling zorgvuldig uitgewerkt, met veel gevoel voor de textuur en weerschijn van uiteenlopende materialen: het fraaie oosterse tapijt op tafel, de koperen pispot, de vergulde kwablijst rond het schilderij, het goudleerbehang in het achtervertrek, de satijnen kleding van de ‘meid’ en de Delfts blauwe kan in haar hand, beschilderd met een imitatie-Chinese voorstelling. Deze kan lijkt veel op het exemplaar dat hij op ‘Het oestereetstertje’ heeft weergegeven (vgl. inv.nr. 818). De vergulde schilderijlijst heeft Steen in diverse voorstellingen afgebeeld.10 Het oosterse tapijt was een van Steens meest geliefde motieven waarmee hij zijn talent voor stofuitdrukking kon etaleren; vanaf 1660 heeft hij in meer dan zestig interieurvoorstellingen en historiestukken een ‘Turcx’ tapijt op tafel, op de vloer of anderszins gedrapeerd weergegeven, waarbij hij ook aandacht had voor de weergave van diverse slijtagesporen zoals rafelige franjes.11 Het tapijt dat in het hier besproken Doktersbezoek op tafel ligt kan het vaakst in zijn werken worden herkend: Steen heeft het op ten minste dertig schilderijen afgebeeld, met kleine aanpassingen en variaties in het florale en geometrische decoratiepatroon;12 de vroegste dateringen op die schilderijen is 1668, maar sommige zijn waarschijnlijk al eerder ontstaan. Kennelijk ging het om een tapijt dat Steen als atelierrekwisiet in zijn bezit had. In de tweede helft van de zeventiende eeuw moeten er meerdere exemplaren van dit type tapijt in omloop zijn geweest in Nederland, want schilders als Gerard ter Borch, Pieter de Hooch, Jacob Ochtervelt en Richard Brakenburg hebben zeer vergelijkbare exemplaren weergegeven.13 Toch is er voor zover bekend geen enkel tapijt van dit type – dat zowel Anatolische als Perzische kenmerken vertoont – bewaard gebleven. Dit door Steen veel gebruikte motief biedt mogelijk enige houvast bij het dateren van zijn schilderijen; bij gebrek aan gedateerde werken is de chronologie van zijn oeuvre immers lastig. Zo lopen de geschatte dateringen van het hier besproken schilderij uiteen van begin tot de late jaren 1660.14 Het weergegeven oosterse tapijt zou een indicatie kunnen zijn om het paneel in de tweede helft van de jaren 1660 te plaatsen, want Steen lijkt het betreffende tapijt in elk geval vanaf 1668 en misschien wat eerder als atelierrekwisiet te hebben gebruikt.15 Blijkbaar heeft hij het bij zijn laatste verhuizing van Haarlem terug naar Leiden in 1670 meegenomen, want op een 1676 gedateerd schilderij is het weer duidelijk herkenbaar weergegeven.16 En in Leiden heeft Steens schildersvriend Frans van Mieris het tapijt misschien af en toe geleend, want op schilderijen van zijn hand uit 1672 en 1679 is exact zo’n zelfde exemplaar als op het hier besproken werk nauwkeurig weergegeven.17
Interessant is verder de vergelijking met een variant van het hier besproken Doktersbezoek in de Torrie Collection te Edinburgh. Op dit werk – geschilderd op een doek van iets groter formaat dan het paneel in het Mauritshuis – heeft Steen dezelfde compositie in een aangepaste vorm weergegeven, met wat grotere figuren.18 De ruimtelijke weergave is sterk vereenvoudigd, doordat het bed bijna beeldvullend is geworden en de dienstmeid het doorkijkje naar de achtergrond vrijwel bedekt; daardoor ontbreken het trapje en de snuffelende hondjes die rechts op het schilderij uit het Mauritshuis te zien zijn. Ook met andere motieven heeft Steen gevarieerd. Zo is de tafel met hetzelfde kleed naar links verplaatst, de stoel met de pot ontbreekt en op de voorgrond is een hondje toegevoegd. Boven de doorgang hangt een schilderij met Venus en Adonis naar Tempesta, dat Steen vaker op zijn dokterstaferelen afbeeldde – daarvan is slechts een fragment zichtbaar.19 Het vertrek met het goudleerbehang rechtsachter is vervangen door een raam in de verte waarachter het silhouet van een man opdoemt, waarschijnlijk de minnaar van de zieke vrouw. De variant in Edinburgh lijkt gebaseerd te zijn op de compositie van het hier besproken schilderij en een eenvoudiger versie van een populaire voorstelling.
Uit technisch onderzoek is gebleken dat het paneel waarop Steen zijn Doktersbezoek uit het Mauritshuis heeft geschilderd al eerder was gebruikt, vermoedelijk door hemzelf.20 Een kwartslag naar links gedraaid kunnen op infrarood- en röntgenopnamen elementen van een onderliggende voorstelling worden waargenomen: een buitenscène met een pergola, begroeid met wijnranken en een gebouwtje (zie infraroodopname).21