De bewening van Christus van Rogier van der Weyden is het oudste schilderij in het Mauritshuis en het enige werk van de Brusselse meester in een Nederlands museum. Het schilderij werd in 1827 voor 3000 gulden aangekocht voor het Mauritshuis. Men dacht dat Hans Memling het had geschilderd, een leerling van Van der Weyden die in de negentiende eeuw misschien wel een grotere faam genoot dan zijn leermeester. Twee decennia later werd het schilderij toegeschreven aan Rogier van der Weyden. Die toeschrijving is sindsdien algemeen geaccepteerd, hoewel het zeker is dat – zoals vaker in het oeuvre van Van der Weyden – ateliermedewerkers een groot aandeel hebben gehad in de uitvoering.
Rogier van der Weyden wordt na Jan van Eyck beschouwd als de belangrijkste Vlaamse schilder van zijn tijd. De vernieuwingen van beide meesters waren vooral te danken aan de ontwikkeling van de olieverftechniek. Door op een lichte ondergrond dunne laagjes transparante olieverf over elkaar heen aan te brengen, kon een tot dan toe ongekende kleurintensiteit worden bereikt. De techniek maakte bovendien een vloeiende penseelvoering mogelijk, waardoor de Vlaamse schilders veel preciezer konden werken. Ze verplaatsten Bijbelse taferelen naar hun eigen vertrouwde omgeving, die ze met een overvloed aan levensechte details weergaven. Aan dat naturalisme voegde Rogier van der Weyden nog een belangrijk element toe: hij schilderde emoties. Zijn personages zijn tot tranen toe bewogen, bedekken hun ogen of wringen hun handen als uitdrukking van smart.
In De bewening staat de weergave van de heftige emoties centraal. Direct nadat Christus is gestorven, wordt hij door zijn naasten van het kruis gehaald en beweend. De doornenkroon is van zijn hoofd genomen, het bloed uit zijn wonden is geronnen. In Christus’ gespreide armen en gespitste voeten is de vorm van het kruis nog zichtbaar. Jozef van Arimathea ondersteunt het dode lichaam, Nicodemus houdt een slip van de lijkwade omhoog. Het tweetal zou volgens de Bijbel Christus balsemen en begraven. In het hart van de voorstelling knielt Maria in tranen neer bij haar dode zoon, ondersteund door Johannes. Aan zijn geliefde discipel had Jezus vanaf het kruis de zorg voor zijn moeder toevertrouwd. Links laten drie heilige vrouwen hun tranen de vrije loop. Een van hen is de boetvaardige Maria Magdalena (herkenbaar aan haar zalfpot) die haar ogen droog veegt met haar mantel. Rechts bij de voeten van Christus knielt een bisschop, ongetwijfeld de opdrachtgever van het schilderij. Hij wordt begeleid door Petrus (herkenbaar aan de sleutels van de hemelpoort) en Paulus (herkenbaar aan het zwaard waarmee hij werd onthoofd). De schedel op de voorgrond verwijst naar de berg Golgotha waar de kruisiging plaatsvond. Het is de schedel van Adam die daar zou zijn begraven. De bewening van Christus vindt plaats in een groen heuvellandschap met links in de verte Jeruzalem. De ommuurde stad en de andere bebouwing op de achtergrond hebben weinig met het Heilige Land te maken; de poortgebouwen, het kasteel met trapgevels en het duivenhuis rechts lijken eerder Vlaams.
De bisschop die in gebed is neergeknield bij de gestorven Christus, is ongetwijfeld het portret van de opdrachtgever van het schilderij dat oorspronkelijk zal hebben gediend als altaarstuk in diens kerk. Helaas is het vooralsnog niet mogelijk gebleken de bisschop overtuigend te identificeren. Er zijn diverse suggesties gedaan, waarvan Pierre de Ranchicourt (1426?-1499) de beste kanshebber is. Het zou wellicht mede verklaren waarom Petrus achter de bisschop staat, namelijk als zijn naamheilige. Mocht de identificatie correct zijn, dan kan het schilderij pas vanaf 1463 zijn gemaakt, toen Ranchicourt werd gewijd tot bisschop van Atrecht. Maar omdat er geen portretten van deze bisschop bekend zijn, blijft het een onbewijsbare theorie.
Van der Weyden heeft de kerkelijke kledij van de bisschop prachtig gedetailleerd weergegeven. De man draagt een kostbare koorkap, witte handschoenen met ringen en een mijter versierd met edelstenen. In de krul van zijn kromstaf is de verkondiging aan Maria te zien, op de gesp van de koorkap een zegenende Christus tussen twee engelen. Niet zonder betekenis is dat op de geborduurde boorden van de koorkap de twaalf apostelen zijn afgebeeld. De bisschop was immers in de voetsporen getreden van de apostelen die na de kruisiging het evangelie verspreidden. De aanwezigheid van Petrus en Paulus achter de bisschop kan mogelijk ook in dat licht worden verklaard: gezamenlijk afgebeeld vertegenwoordigt dit tweetal het Joodse en niet-Joodse element waaruit de kerk is samengesteld. Daarbij had Petrus als eerste bisschop van Rome uiteraard bijzondere betekenis: hij was de meest eminente voorganger van de opdrachtgever van het schilderij.
(deze tekst is een bewerking van het artikel ‘De bewening van Rogier van der Weyden’ door Ariane van Suchtelen, gepubliceerd in: Mauritshuis in Focus 31 (2) 2018, pp. 6-18)