Maria van Oosterwyck

Bloemen in een versierde vaas

voorzijde 468
detail 468
achterzijde 468
468 ingelijst
468 detail signatuur
voorzijde 468
voorzijde 468

Maria van Oosterwyck
Bloemen in een versierde vaas

c. 1670-1675? Te zien in Zaal 11

Naar boven

Het genre van het bloemstilleven kende in de zeventiende eeuw meerdere vrouwelijke schilders, waarvan Rachel Ruysch en Maria van Oosterwyck de bekendste zijn. Laatstgenoemde was de oudste van de twee, een telg uit een predikantengeslacht, ongehuwd en werkzaam in Delft en vanaf 1673 in Amsterdam. Volgens de achttiende-eeuwse kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken was ze een leerling van Jan Davidsz de Heem en hoewel dit niet helemaal zeker is, vertoont haar werk inderdaad affiniteit met het zijne. Van Oosterwyck is nooit lid geweest van een gilde. Zij had echter een grote bekendheid – om haar kunst, maar ook omdat men destijds een vrouwelijke schilder een bijzonderheid vond. Zij kreeg opdrachten uit de hoogste kringen in binnen- en buitenland. Zelfs de Frans koning Lodewijk XIV kon zij tot haar klantenkring rekenen.

Dit boeket, dat Van Oosterwyck vermoedelijk omstreeks 1670-1675 schilderde, bestaat uit verschillende bloemen en planten die zelden te zien zijn op schilderijen, zoals tijm, fluitenkruid, ridderspoor, steenbreek en monnikskap. Terwijl de tulp een opvallende afwezige is. Het bonte rietgras gebruikte Van Oosterwyck vaak. Zij creëerde daarmee een grillig asymmetrisch accent, dat diepte aan de voorstelling verleent. Tegenwoordig valt dat nog meer op omdat de andere bladeren in de loop van de tijd sterk zijn nagedonkerd, waardoor het boeket enigszins aan ruimtewerking heeft ingeboet.

Het boeket staat in een pot die versierd is met reliëfs van putti, geiten en wijnranken. Het deksel van de pot wordt bekroond door een klassieke, badende Venus. Van Oosterwyck heeft het deksel zo neergelegd dat het lijkt alsof de naakte vrouwenfiguur omhoog naar de bloemen kijkt. Prominent in de top van het boeket bevinden zich een zonnebloem en een slaapbol die nadrukkelijk naar elkaar toe zijn gewend. Beide bloemen moeten indertijd sterke associaties hebben opgeroepen. De zonnebloem, die met haar kop altijd de zon volgt, werd in de zeventiende-eeuwse literatuur vaak gebruikt als metafoor voor de rechtgeaarde christen die in alles Christus navolgt. De slaapbol, die het licht juist schuwt, werd daarentegen geassocieerd met duisternis en de nacht. Het kan bijna niet anders of Maria van Oosterwyck, die volgens zeggen zeer vroom was, moet een bedoeling hebben gehad met de vreemde confrontatie tussen twee zulke belangrijke bloemen, maar er is tot nu toe nog geen sluitende verklaring gevonden.

(dit is een bewerkte versie van een tekst die gepubliceerd is in: E. Runia, Bloemen in het Mauritshuis, Den Haag 2007, pp. 60-61)

Detailgegevens

Algemene informatie
Maria van Oosterwyck (Nootdorp 1630 - 1693 Uitdam)
Bloemen in een versierde vaas
c. 1670-1675?
schilderij
468
Zaal 11
Materiaal en technische gegevens
olieverf
doek
62 x 47,5 cm
Opschriften
middenonder, op de rand van de tafel: MARIA VAN OOSTERWYCK

Herkomst

Verzameling Coninck de Mercken, Gent, 1856; Bernard du Bus de Gisignies, Brussel; aankoop, 1882