Tentoonstelling Hoogte- en dieptepunten uit het depot
02 feb 2016
Het depot is een plek waar het publiek niet kan komen. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid. Want wat voor schilderijen hangen er zoal? Hoe zijn ze daar terecht gekomen? Waarom hangen ze niet op zaal? En zijn er inderdaad onbekende schatten te vinden, zoals vaak wordt gedacht?
Van 4 februari t/m 8 mei 2016 geeft de tentoonstelling Hoogte- en dieptepunten uit het depot antwoord op deze vragen en laat de bezoeker voor het eerst kennis maken met dit onzichtbare deel van de collectie van het Mauritshuis.
Collectie Mauritshuis
De collectie van het Mauritshuis is niet alleen overzichtelijk, maar ook goed zichtbaar. Van de ongeveer 850 collectiestukken - grotendeels schilderijen - worden er zo'n 250 permanent tentoongesteld in het Mauritshuis zelf en nog eens 150 in de Galerij Prins Willem V. Daarnaast zijn er 150 in langdurig bruikleen gegeven aan musea in binnen- en buitenland. Slechts 300 worden achter gesloten deuren bewaard in het depot. Toch blijft het jammer dat deze depotstukken zelden of nooit te zien zijn.
Kijkje achter de schermen
In de tentoonstelling krijgen bezoekers inzage in het reilen en zeilen achter de schermen van het Mauritshuis. Het depot speelt een onmisbare rol als bewaarplaats van collectiestukken die om verschillende redenen niet aan het publiek getoond kunnen worden. Speciaal voor de tentoonstelling is nu een representatieve keuze van tweeënvijftig schilderijen gemaakt. Ze worden in groepjes gepresenteerd waarbij steeds de vraag centraal staat waarom de betreffende werken niet op zaal hangen.

Kwaliteit
Het Mauritshuis legt de lat hoog waar het de kwaliteit van de tentoongestelde werken betreft. Dit heeft te maken met de beperkte ruimte in het museum én met het feit dat de collectie zoveel topstukken telt. Schilderijen die ergens anders zonder aarzelen zouden worden opgehangen, blijven noodgedwongen voor korte of langere tijd in depot omdat er geen plaats voor is. Vaak worden ze als wisselstukken gebruikt, de zogenaamde reservebank, bijvoorbeeld wanneer een zaalstuk in restauratie gaat of in bruikleen wordt gegeven aan een tentoonstelling. Van bepaalde kunstenaars heeft het museum zoveel werken in huis dat er moet worden gekozen. Van de productieve landschapschilder Jan van Goyen bezit het Mauritshuis maar liefst acht stukken. Daarvan wordt er tegenwoordig maar één goed genoeg bevonden om op zaal te hangen. Op de tentoonstelling zijn er vijf te zien, inclusief het zaalstuk, zodat de bezoeker zelf kan beoordelen of hij het eens is met de keuze van de conservator.
Sommige schilderijen komen het depot nooit uit omdat ze het aankijken nauwelijks waard zijn. In een enkel geval is niet eens bekend hoe dergelijke ‘winkeldochters’ in de collectie zijn gekomen. Af en toe is er met schenkingen en legaten iets naar binnen geglipt waarop men later toch niet zat te wachten. Een mooi voorbeeld daarvan is een schilderijtje van een oude man met kan en pijp van een anonieme Hollandse schilder uit de zeventiende eeuw dat in 1906 werd geschonken door de kleurrijke, maar onbetrouwbare kunsthandelaar Leo Nardus. Waarschijnlijk wilde hij met deze en andere giften een goede relatie opbouwen met het Mauritshuis. Een verrijking van de collectie kan het paneeltje eigenlijk niet worden genoemd.
Koninklijke vergissing
Soms blijkt zelfs een bejubelde aankoop achteraf een ‘koninklijke’ vergissing. Koning Willem I verwierf in 1821 voor het Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis een particuliere verzameling met onder andere werk van grote meesters als Raphael, Titiaan en Velázquez. Helaas bleken het hoofdzakelijk slechte werken en werden ze al snel van de hand gedaan. Eén van de weinige schilderijen die in het Mauritshuis is achtergebleven had indertijd een wel erg optimistische toeschrijving aan Raphael. Inmiddels wordt deze Vrouwelijke figuur beschouwd als werk van een anoniem Italiaans kunstenaar en is het al jarenlang het depot niet uit geweest. Het kunstwerk was voor de tentoonstelling aanvankelijk dan ook als dieptepunt geselecteerd, maar bleek veel interessanter dan gedacht. Door materiaaltechnisch onderzoek kwam namelijk aan het licht dat het - tot verrukking van specialisten op dit gebied - één van de vroegst bewaard gebleven voorbeelden is van een figuurstuk op goudleer.
Buitenbeentjes
Het zwaartepunt van de collectie van het Mauritshuis wordt gevormd door Hollandse en Vlaamse schilderijen van de vijftiende tot en met de achttiende eeuw. Kunstwerken die niet passen binnen dit aandachtsgebied blijven meestal in het depot, zelfs al zijn ze van hoge kwaliteit. Dit geldt bijvoorbeeld voor Zegevierende Amor van de Duitse schilder Friedrich Bury, een mooi staaltje vroeg negentiende-eeuws classicisme. Ook zal het voor menigeen een verrassing zijn om een zeefdruk te zien van de beroemde Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol (1928-1987). Het is een portret van toenmalig koningin Beatrix dat in 1987 werd opgehangen in het souterrain. Het kunstwerk was niet alleen een moderne invulling van het gebruik om een portret van de regerend vorst in een rijksgebouw op te hangen, maar verwees tevens naar de koninklijke herkomst van vele schilderijen in het Mauritshuis. Na een latere verbouwing van het souterrain om de bezoekersstromen beter te reguleren, was er helaas geen plaats meer voor.
Te groot
Het Mauritshuis is niet gebouwd als museum, maar als woonhuis. Daardoor hebben de zalen een intiem karakter en is er voor grote formaten weinig plaats. Op enkele uitzonderingen na, zoals De stier van Paulus Potter, bestaat de collectie dan ook uit schilderijen van bescheiden afmetingen. In 1821 werd echter een monumentaal stilleven met een dode zwaan van Jan Weenix aangeschaft, als tegenhanger voor De stier. Men hing schilderijen toen nog graag dicht op elkaar en gerangschikt naar grootte. Inmiddels zijn de inzichten veranderd en wordt de Weenix wegens ruimtegebrek al een tijdje niet meer tentoongesteld. Het Mauritshuis is dan ook op zoek naar een ander museum dat wel plaats heeft voor deze ‘grote jongen’. Dit past in het beleid om collectiestukken die elders beter tot hun recht komen in langdurig bruikleen te geven.
Te veel
Behalve het formaat kan ook het aantal een rol spelen bij de beslissing om bepaalde schilderijen niet op zaal te hangen. Tussen 1611 en 1624 vervaardigde de Haagse schilder Jan van Ravesteyn met zijn atelier vierentwintig portretten van officieren uit het leger van stadhouder prins Maurits. De reeks wordt gecompleteerd door een vijfentwintigste portret van de verder onbekende schilder Fransise de Goltz. Vanaf de zeventiende eeuw hing de reeks in Paleis Honselaersdijk, één van de stadhouderlijke buitenverblijven. Uiteindelijk kwamen de portretten - op verschillende momenten - terecht in het Mauritshuis, waar ze aanvankelijk op zolder lagen te verstoffen. Daar werden ze in 1875 teruggevonden. Omdat het er zoveel zijn, worden ze in het Mauritshuis nooit allemaal tegelijk tentoongesteld. In de loop van de twintigste eeuw is een aantal in langdurig bruikleen gegeven aan andere musea en overheidsgebouwen. Van het deel dat in het Mauritshuis achterbleef, hangen er normaal gesproken maar twee op zaal. Dat is spijtig want er zijn maar weinig portretreeksen van deze omvang bewaard gebleven. Speciaal voor de tentoonstelling zijn nu alle officieren teruggeroepen om voor het eerst sinds de achttiende eeuw tezamen weer het ‘leger van prins Maurits’ te vormen.

Conditieproblemen
Achter de schermen van het museum speelt het depot een onmisbare rol als bewaarplaats van schilderijen die om verschillende redenen niet aan het publiek getoond kunnen worden: te weinig kwaliteit of net niet goed genoeg, niet passend in de collectie, te groot of te veel. Een andere reden om schilderijen in het depot te houden, zijn conditieproblemen. Toch hoeft het depot hoeft geen eindstation te zijn. Sommige schilderijen kunnen, bijvoorbeeld na restauratie, op enig moment weer in de vaste opstelling worden opgenomen.
Een voorbeeld van een schilderij in slechte conditie is het Portret van een man van de Zeeuwse schilder Karel Slabbaert. Het hing jarenlang onder slechte omstandigheden in het toenmalig Nederlands-Indië. Onder andere door het extreme klimaat is de verflaag van het schilderij op dramatische wijze gebarsten. Omdat een restauratie ingrijpend zou zijn en er andere prioriteiten waren, is enkele jaren geleden besloten dit schilderij (voorlopig) alleen te conserveren en niet te restaureren.
Voor- en achterkant
Door een vernuftig staaltje van moderne inlijstingstechniek kan het kleurrijke schilderij De doop van de kamerling van koningin Candace van Ethiopië wel weer aan het publiek worden getoond. Het is vervaardigd op een groot paneel van zes horizontale planken. Doordat het hout in de loop der tijd krom is gaan trekken, paste het paneel niet meer in de lijst en stond het vijftien jaar op zijn kant in het depot. Met behulp van de Belgische paneel-expert Jean-Albert Glatigny werd het enkele jaren geleden door onze restauratoren opnieuw ingelijst. Hoe zij dit voor elkaar hebben gekregen, kan men op de tentoonstelling met eigen ogen zien omdat behalve de voorkant ook de achterkant zichtbaar is. Inmiddels zijn we ook wat meer te weten gekomen over de maker(s) van het schilderij. Het werd toegeschreven aan de Duitser Hans Rottenhammer, maar is waarschijnlijk een coproductie van de Vlaamse schilders Hendrik van Balen en Jan Brueghel de Jonge, waarbij eerstgenoemde de figuren voor zijn rekening nam en de laatste het landschap.
Verrassingen
Een zoektocht in het depot kan ook voor de conservatoren en restauratoren, die de verzameling goed kennen, verrassingen opleveren. Sommige schilderijen die in de loop der tijd van zaal zijn verdwenen en zo uit het zicht raakten, blijken nu wonderwel in de vaste presentatie te passen. Fantasielandschap met Johannes de Evangelist op Patmos van de Vlaamse schilder Hans Bol uit 1564 geldt als een van de vroegste landschappen op groot formaat. Met de recente aanwinsten van een berglandschap van Paul Bril en een bloemstilleven van Ludger tom Ring de Jonge bezit het Mauritshuis nu meer voorbeelden van zestiende-eeuwse voorlopers van genres die in de zeventiende eeuw populair zouden worden, zoals landschappen en stillevens. Daarom is besloten om dit bijzondere schilderij van Hans Bol alsnog in te lijsten, zo kan het na de tentoonstelling weer een plek krijgen in de vaste opstelling.
Ook Vrolijk gezelschap in een park van de in Haarlem werkzame schilder Esaias van de Velde uit 1614 komt nu weer als zaalstuk in aanmerking. Vanwege de vergeelde vernislagen was het niet meer toonbaar, maar door een recente restauratie zijn de fraaie kleuren en het vlotte penseelwerk weer goed zichtbaar geworden. Tijdens de restauratie werd ook materiaaltechnisch onderzoek gedaan. Dit bracht aan het licht dat Van de Velde tijdens het schilderen nogal wat heeft veranderd. Zo was de oude vrouw links achter de stoel aanvankelijk gepland als een deftig geklede jongedame en had de staande vrouw in de gele jurk eerst een vogel in de hand in plaats van een waaier.
Publiekslieveling
Voor de tentoonstelling maakten we een weloverwogen selectie van tweeënvijftig kunstwerken. In de tentoonstelling is echter één plek nog niet ingevuld. De keuze voor het depotstuk dat hier komt te hangen geven we uit handen. We dagen hiermee het publiek uit om met ons mee te denken: wat zou ú hebben gekozen? Welk schilderij vindt u mooi genoeg om een poosje uit het depot te halen?
Er zijn drie stemrondes, waarbij telkens uit zes schilderijen kan worden gekozen. De eerste stemronde duurt tot en met 7 februari. Het werk met de meeste stemmen komt half februari in de tentoonstellingszaal te hangen. Daarna gaat de verkiezing door en bepaalt het publiek het volgende werk dat op zaal mag komen te hangen. Gedurende de tentoonstelling (tot en met 8 mei) zijn er dus drie publiekslievelingen te zien. Het schilderij met de meeste stemmen krijgt deze zomer een plek in de vaste tentoonstelling van het Mauritshuis.
Stemmen kan via www.mauritshuis.nl/publiekslieveling of via een iPad in de tentoonstelling
