Paulus Potter en Jan Mijtens

Deze twee schilderijen zijn in de 18de eeuw geroofd uit de collectie van het Mauritshuis, door de Fransen.

In de aanloop naar de Franse revolutie was het onrustig in Europa. Voor het gewone volk waren de privileges van koningen, aristocraten en de kerk niet meer acceptabel. In Nederland probeerden patriotten in 1787 een staatsgreep te plegen op stadhouder Willem V. Met militaire hulp van zijn zwager, de koning van Pruisen, kon dit worden afgewend.

In 1794 vielen Franse revolutionaire troepen Nederland binnen ‘om het volk te bevrijden’. De stadhouder vluchtte naar Engeland en kon alleen zijn dierbaarste bezittingen meenemen. Nederland werd officieel een zusterrepubliek van Frankrijk, maar was in praktijk bezet gebied.

MH Roofkunst Jan Mijtens
Jan Mijtens, c.1614-1670 Het huwelijk van Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg met Louise Henriette van Oranje in 1646, 1646, olieverf op paneel, 58 x 74 cm Rennes, Musée des beaux-arts.

Een groot deel van de collectie die Willem V had achtergelaten werd in beslag genomen door de Fransen en met het Verdrag van Den Haag ging het eigendom over naar de Franse staat. Bijna 200 schilderijen belandden in het Louvre in Parijs. Met alle ‘artistieke veroveringen’ in de daaropvolgende jaren, kwamen hier de mooiste Europese topstukken samen.

Nadat Napoleon in 1815 bij Waterloo was verslagen, probeerde Nederland zoveel mogelijk geroofde kunst terug te halen. Veel schilderijen keerden terug, waaronder Het spiegelende koetje van Paulus Potter. Het schilderij van Jan Mijtens bleef samen met ca. 70 werken achter in Frankrijk.

In 1818 staakte Nederland alle terughaalacties. Koning Willem I wees het Mauritshuis aan als onderkomen voor de uit Parijs teruggekeerde werken. De lege vlakken op deze muur staan symbool voor de schilderijen die niet zijn teruggekomen.

Paulus Potter Het Spiegelende Koetje MH137 Mauritshuis
Paulus Potter, 1625-1654 Het spiegelende koetje, 1648, olieverf op paneel, 43 x 61 cm Den Haag, Mauritshuis.

Stadhouderlijke collectie

Tijdens de Franse inval van 1795 hingen de schilderijen van stadhouder Willem V in zijn galerij aan het Buitenhof in Den Haag (nu te bezoeken als tweede locatie van het Mauritshuis). In 1774 opende hier het eerste openbare museum van Nederland met overwegend 17de-eeuwse Hollandse en Vlaamse kunst. De collectie was grotendeels bijeengebracht door Willem V; een kleiner deel door zijn vader. Al in de 17de eeuw waren de Oranjes fervente verzamelaars, maar gaandeweg waren hun schilderijen in het buitenland terechtgekomen. Door toedoen van Willem V groeide de stadhouderlijke collectie weer uit tot een verzameling van prinselijke allure.

Galerij Prins Willem V
Galerij Prins Willem V. Foto: Frank van der Burg.

Louvre

In 1793 werd het Louvre omgedoopt van koninklijk paleis tot openbaar museum, aanvankelijk het Muséum Central des Arts en later Musée Napoléon. Volgens het revolutionaire gelijkheidsideaal moesten de in beslag genomen kunstschatten van koning, kerk en adel toegankelijk worden gemaakt voor een breed publiek. Met alle ‘artistieke veroveringen’ die volgden werden binnen twee decennia de mooiste topstukken uit Europa en Egypte bijeengebracht in het Louvre. De 194 schilderijen van de stadhouder werden na aankomst voorzien van het woordje “stat” (afkorting voor stadhouder). Circa 40 werden direct tentoongesteld; de rest belandde in depot.

De Grande Galerie In Het Louvre
Hubert Robert, De Grande Galerie in het Louvre, 1796, olieverf op doek, 115 x 145 cm, Musée du Louvre, Parijs. Foto: RMN-Grand Palais (musée du Louvre) / Jean-Gilles Berizzi.

Toe-eigenen door restauratie

Bij aankomst in Parijs verkeerden de meeste schilderijen van de stadhouder in een goede staat. Slechts 8 werken ondergingen restauraties in Parijs, waaronder Het spiegelende koetje van Paulus Potter. Door de werken te restaureren, werden ze gereedgemaakt voor hun nieuwe thuis in Franse musea. Dit kan worden gezien als onderdeel van een “toe-eigeningsritueel”. Zonder de zichtbare gebruikssporen van vorige eigenaren kon de tijd worden teruggedraaid tot het moment dat ze – bij wijze van spreken – vers van de ezel kwamen. De Fransen, ervan overtuigd dat ze de rechtmatige eigenaren waren geworden, vonden het geen probleem te investeren in deze restauraties.

Restitutie

Na de Franse overgave van 1814 lag de prioriteit in Europa bij een stabiel Frankrijk. Om de nieuwe Franse koning, Lodewijk XVIII, niet direct onder druk te zetten werden er nog geen afspraken gemaakt over restitutie. Pas in november 1815 werd besloten dat de in Parijs aanwezige roofkunst teruggestuurd moest worden. Intussen hadden veel landen – waaronder Nederland – het heft al in eigen handen genomen en kunstwerken zelf uit het Louvre teruggehaald. Over de in beslag genomen kunst die zich op dat moment elders in Frankrijk bevond zijn nooit afspraken gemaakt.

De Terugkeer Van De Schilderijen Van De Stadhouder
D.L.M. van Valkenburg, De terugkeer van de schilderijen van de stadhouder in Den Haag, 14 november 1815, 1839, pen in bruin, penseel in kleur, 96 × 157 mm, Haags Gemeentearchief, Den Haag.

Nationaal erfgoed

De Franse omgang met kunst zette veel Europese landen aan tot nadenken over hun nationaal erfgoed. Hoe konden kunstschatten het beste worden beschermd tegen verval, roof of vernietiging? Dat het behoud van nationaal erfgoed niet vanzelfsprekend was, werd duidelijk tijdens de Franse bezetting. Het pijnlijke feit dat belangrijke Nederlandse schilderijen toen niet in eigen land maar in Parijs moesten worden bekeken, versterkte patriottische gevoelens bij Nederlanders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in deze periode veel nationale musea zijn opgericht in zowel Nederland als daarbuiten. Hier kon de (herwonnen) nationale kunst  tentoon worden gesteld.