Johan Maurits
En zijn relatie met het Mauritshuis
Op deze pagina gaan we dieper in op de persoon Johan Maurits en zijn historische relatie met het gebouw en de collectie van het Mauritshuis. Daarnaast delen we hoe wij in ons eigen tijdsgewricht als Mauritshuisorganisatie naar Johan Maurits kijken, wat voor onderzoek momenteel wordt verricht naar Johan Maurits en in welke vorm we deze informatie aan ons publiek willen overbrengen.
De naam Mauritshuis betekent letterlijk: Maurits’ huis. Het museum dankt zijn naam aan de opdrachtgever en eerste eigenaar van het gebouw: Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen (1604–1679), in 1604 geboren op slot Dillenburg. Dat maakt hem, net als zijn oudoom Willem van Oranje, een Duits edelman. Hij is nog maar 16 jaar oud bij de start van zijn militaire loopbaan als officier in het leger onder leiding van stadhouder Maurits van Nassau. Het is deze Maurits aan wie vaak wordt gedacht bij het horen van de naam Mauritshuis, terwijl het toch echt om zijn – minder bekende - Duitse neef Johan Maurits gaat. Híj is het die in 1633 naast het Haagse Binnenhof een stuk grond verwerft met als bouwbestemming een statig woonhuis. Zijn toekomstige buurman is Constantijn Huygens, de secretaris van de stadhouder en een vriend voor het leven.
Johan Maurits en Brazilië
De bouw van het Mauritshuis (1633–1644) vond grotendeels plaats in afwezigheid van de toekomstige bewoner: Johan Maurits vertrok in oktober 1636 richting Brazilië, om daar in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC) als gouverneur-generaal de kolonie ‘Nederlands-Brazilië’ te besturen. Deze prestigieuze aanstelling had hij te danken aan zijn familieband met stadhouder Frederik Hendrik, die zijn halfbroer Maurits had opgevolgd.
De kolonie bestond uit een gebied aan de kust in het noordoosten van Brazilië dat de WIC in 1630 veroverde op de Portugezen. Zij hadden er een lucratieve suikerindustrie opgezet, met suikerrietplantages en suikermolens die draaiden op de arbeid van slaafgemaakte Afrikanen. ‘Nederlands-Brazilië’ werd zo de eerste grote Nederlandse plantagekolonie in het Atlantisch gebied.
Aanvankelijk werd slavernij door de Nederlanders gezien als een ‘onchristelijke’ activiteit van de katholieke Spaanse en Portugese vijand. Maar met de komst van de VOC in ‘de Oost’ en de WIC in ‘de West’ werd er door Nederlanders zelf buiten de landsgrenzen van de Republiek, gebruik gemaakt van slavenarbeid. Er waren in deze eerste decennia van de 17de eeuw een aantal Nederlanders, waaronder dominees maar ook bestuurders, die zich uitspraken tegen de inhumane slavernij, maar de lonkende winsten deed hun kritiek verstommen. Zowel de VOC als de WIC gingen over tot gebruikmaking van en handel in mensen in slavernij. Het eerste gebied waar dit op Nederlands gezag grootscheeps gebeurde, was Nederlands-Brazilië. Dit maakt de jaren dat de Nederlanders in Brazilië (1630–1654) aanwezig waren tot een cruciale episode in de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Later in de 17de eeuw zou Suriname volgen, waar de hoogste aantallen slaafgemaakten werden ingezet.
Johan Maurits neemt een centrale plaats in binnen deze geschiedenis. Na zijn aankomst bracht hij weer leven in de plantage-economie door leningen te verstrekken aan Portugezen om de verlaten suikermolens over te nemen en aan te sturen. De gouverneur was afhankelijk van deze achtergebleven Portugezen; er waren te weinig Nederlanders die hun werk kunnen of willen overnemen. Een ander probleem was de zware dagelijkse arbeid - 24/7 moesten de molens draaien, en wie gaat dat doen? Al meteen in 1637 rustte de gouverneur een vloot uit met als opdracht de inname van het Portugese fort Elmina (Ghana) aan de Afrikaanse westkust. Drie jaar later zond Johan Maurits een volgende vloot en werd de stad Luanda (Angola) op de Portugezen veroverd. Deze plaatsen behoorden tot de belangrijkste slavendepots in deze periode. Johan Maurits bracht zo, in opdracht van de WIC, de Nederlandse slavenhandel op gang.
Maar Johan Maurits stond niet alleen aan het hoofd van een samenleving die draaide op slavenarbeid, hij was ook persoonlijk betrokken bij slavernij en slavenhandel. In zijn hofhouding werkten veel slaafgemaakten. Johan Maurits verdiende daarnaast aan de verkoop van Afrikanen die de koning van Congo hem cadeau had gedaan. Tot slot smokkelde hij, in samenwerking met Portugezen aan zijn hof, slaafgemaakten Brazilië in. Hoeveel geld hij hiermee exact heeft verdiend is niet na te gaan, ook vanwege de illegaliteit van de smokkelactiviteiten in de ogen van de WIC. Wél is bekend dat Johan Maurits in Brazilië grote bedragen uitgaf aan zijn paleizen en hofhouding. Hij zou later aangeven dat zijn twee huizen in Brazilië samen niet minder dan 150.000 gulden hadden gekost, en hij had ook nog eens 75.000 gulden uitgeleend aan Portugezen in de kolonie. Ter vergelijking: Johan Maurits’ jaarsalaris bedroeg in deze periode 21.600 gulden. Het is duidelijk dat Johan Maurits alle mogelijkheden om meer geld te verdienen aangreep, hierbij schuwde hij ook de slavenhandel niet.
Hoewel slavernij dus onlosmakelijk is verbonden met Nederlands-Brazilië, komt dit nauwelijks tot uiting in de historische beeldvorming rondom Johan Maurits. De gouverneur wordt van oudsher vooral herdacht om zijn liefde voor de kunsten en de wetenschap en om zijn bouwijver. In Recife en Mauritsstad liet hij tuinen aanleggen en gebouwen neerzetten en herinnert een deel van de infrastructuur nog steeds aan Johan Maurits. Ook om zijn bestuur waarin een vergaande mate van medezeggenschap bestond en zijn tolerantie jegens andere geloofsovertuigingen dan de heersende calvinistische - hijzelf was calvinist - is hij vaak geprezen.
Na zijn verblijf in Brazilië kenmerkte zijn bestuur in Kleef zich eveneens door een tolerante houding ten opzichte van katholieken en joden. In Brazilië was Johan Maurits eveneens religieus coulant tegenover specifiek deze twee groepen. Opvallend, want zijn tijd- en geloofsgenoten Peter Stuyvesant in Nieuw-Nederland en Jan Pieterszoon Coen in Batavia waren dat overduidelijk niet.
Toch moeten we Johan Maurits’ tolerantie ook weer niet overschatten, deze is eerder pragmatisch dan ethisch van aard. Hij had de Portugese katholieken en joden immers hard nodig om de suikerproductie draaiende te houden. Anders dan in veel andere koloniale gebieden bleef de Portugese gemeenschap hier goeddeels aanwezig na de inname van de Portugese provincie door de WIC. Het zou niet slim geweest zijn om hen te verdrijven. Zonder hen kon hij niet, want hun aanwezigheid als eigenaars van de suikermolens en daarmee als verbindende factoren in de suikerindustrie en slavenhandel, was cruciaal voor het in standhouden van de economie.
In 1643 riepen de directeuren van de WIC, de Heeren XIX, Johan Maurits terug naar de Republiek en in 1644 kwam zijn gouverneurschap ten einde. De Nederlandse troepen in Brazilië moesten terug geschaald worden en er heerste bij de Heeren XIX ergernis over de spil- en bouwzucht van de gouverneur die in Brazilië een vorstelijke hofhouding voerde.
Het overheersende beeld van Johan Maurits’ gouverneurschap wordt tegenwoordig, en in het verleden, veelal bepaald door de kanten die als positief kunnen worden gekwalificeerd. Dat gebeurt ook in Brazilië, waar Johan Maurits bij sommigen zelfs een zekere heldenstatus geniet. Er wordt onder meer verwezen naar hoe de lokale besturen in Brazilië Johan Maurits vroegen om te blijven, of naar de mensenmassa die hem uitgezwaaid zou hebben bij zijn vertrek. Los van deze verhalen, hangt Johan Maurits’ hedendaagse populariteit in Brazilië voor een groot deel samen met de afkeer van de Portugese kolonisator, die vóór maar vooral ook lang ná de Nederlanders een ferme stempel op Brazilië heeft gedrukt, in het bijzonder door de massale slavenhandel. Het is dus niet verwonderlijk dat de relatief korte periode dat de Nederlanders in Brazilië zaten, gekenmerkt door die bijzondere religieuze tolerantie en beoefening van kunst en wetenschap, door velen als een lichtpunt wordt gezien.
De kunstzinnige en wetenschappelijke nalatenschap van Johan Maurits’ tijd in Brazilië is zonder twijfel van onschatbare waarde. In het gevolg van Johan Maurits was een gezelschap kunstenaars en wetenschappers afgereisd naar Brazilië, om er het landschap, de inwoners en de flora en fauna te onderzoeken en vast te leggen in een groot aantal kaarten, tekeningen, prenten en schilderijen. Onder hen waren de arts Willem Piso, de natuurkundige Georg Marcgraf en kunstenaars Frans Post en Albert Eckhout.
Belangwekkend in dit opzicht is de publicatie van het boek Historia Naturalis Brasilia in 1648, het eerste natuurkundige naslagwerk over Brazilië. Ook van belang was de Rerum per octennium in Brasiliae […] (1648) dat Caspar Barlaeus in opdracht van Johan Maurits schreef. Barlaeus had Brazilië zelf nooit bezocht, maar hij kon gebruikmaken van documenten en materiaal van anderen. Het boek beschrijft de wapenfeiten van Johan Maurits in Brazilië en werd voorzien van prachtige prenten en landkaarten. Het is een belangrijke bron, maar het kan niet bepaald als objectieve geschiedschrijving worden gezien: Johan Maurits betaalde er niet alleen voor, maar had ook invloed op de inhoud.
Johan Maurits en de collectie van het Mauritshuis
Door de naam ‘Mauritshuis’ wordt er vaak gedacht dat in het museum de collectie van Johan Maurits te zien is. Dat is niet het geval. De kern van de collectie van het Mauritshuis komt voort uit de verzameling van stadhouder Willem V. Toch zijn er in de museumcollectie wel degelijk enkele werken te vinden die ooit in bezit van Johan Maurits zijn geweest. Zo is er een portret van Johan Maurits door de Haagse schilder Jan de Baen, en twee schilderijen die zijn gemaakt door kunstenaars die in het gevolg van Johan Maurits in Brazilië werkten. Dat zijn een aan Albert Eckhout toegeschreven Studie van twee Braziliaanse schildpadden uit c. 1640 en van Frans Post het Gezicht op het eiland Itamaracá in Brazilië uit 1637 (in langdurig bruikleen van het Rijksmuseum). Frans Post bleef ook na zijn terugkeer in Nederland Braziliaanse landschappen schilderen, waarvan zich ook een fraai exemplaar in de collectie bevindt. Hij kon lang voortborduren op dit thema; blijkbaar lag het genre goed bij zijn kopers.
Een aantal andere werken en schilderijen waarvan we weten dat deze in het bezit van Johan Maurits zijn geweest en zich mogelijk ooit in het 17de-eeuwse Mauritshuis bevonden hebben, zijn door Johan Maurits zelf van de hand gedaan. De belangrijkste groep bestaat uit 24 schilderijen die zich in het Nationaal Museum in Kopenhagen bevinden.
Johan Maurits schonk ze in 1654 aan de koning van Denemarken, Frederik III: twaalf stillevens met tropisch fruit en gewassen, een schilderij met dansende Tarairiu, acht grote schilderijen van de hand van Eckhout met daarop representanten van verschillende bevolkingsgroepen in Brazilië, en drie portretten van mannen uit Congo. De keurvorst van Brandenburg kocht honderden tekeningen in 1652, die zich tegenwoordig in Krakau bevinden. En koning Lodewijk XIV kreeg van Johan Maurits in 1679 een groep kunstwerken, waaronder een aantal ontwerptekeningen cadeau, die later model zouden staan voor een serie monumentale wandtapijten.
Een nieuwe permanente zaal rondom Johan Maurits (2020)
Feitelijk is er dus niet veel meer zichtbaar in het huidige Mauritshuis van de stichter en eerste eigenaar van het 17de-eeuwse huis. Toch wil het Mauritshuis aan zijn publiek laten zien wat de achtergrond van het museum is, waar de naam van het Mauritshuis vandaan komt en wie Johan Maurits was. Want deze persoon liet de eerste steen van dit huis leggen, hij was het die hier woonde, hier rondliep en hooggeplaatste gasten ontving. Hij liet hen kennismaken met Brazilië, met voorwerpen van mensen die er woonden, met dieren en planten die er leefden. Zo opende hij zijn gasten de ogen over een continent dat volstrekt onbekend was in het Nederland van midden 17de eeuw. De naam Mauritshuis is dus geen eerbetoon aan Johan Maurits, maar het gaat om een historische aanduiding. Dit was zíjn huis.
In september 2020 is een zaal ingericht waarin het verhaal over de relatie tussen de naamgever van het museum en het gebouw op een permanente wijze met het publiek wordt gedeeld. Een aantal schilderijen uit de vaste collectie van het Mauritshuis gaat in op de persoon Johan Maurits en zijn aanwezigheid in de Nederlandse kolonie in Brazilië. Te zien zijn de reeds genoemde schilderijen van Post en Eckhout, en het portret van Johan Maurits door Jan de Baen. Dit schilderij werd kort voordat het Mauritshuis in 1822 een museum werd door koning Willem I verworven, speciaal ter aanvulling van de collectie van het Mauritshuis.
De werken die worden getoond in deze zaal laten één kant van het verhaal zien. De zonnige kant. De schilderijen getuigen niet van het immense menselijk leed tijdens de transporten van Luanda of Elmina naar Brazilië, van verlies van familie, huis en haard, van ontbering, vernedering, verkrachting, sterfte. Ze getuigen ook niet van het leed van de andere bevolkings- en beroepsgroepen. De schilderijen vertolken enkel het beeld dat men graag zag van de overzeese kolonie. Uiteraard wijzen we de bezoekers op het ontbreken van deze beelden op de schilderijen.
Zacharias Wagner, een soldaat in dienst van de WIC tijdens Johan Maurits’ Braziliaanse periode, maakte in een persoonlijk boekje wél tekeningen van die andere, rauwe kant van Nederlands-Brazilië, zoals de slavenmarkt van Recife en een vrouw met het monogram van Johan Maurits als brandmerk op haar borst.
In 1979/80, 2004 en in 2019 wijdde het Mauritshuis tentoonstellingen aan Johan Maurits. In de tentoonstelling van 1979, Zo wijd de wereld strekt, lag de nadruk merendeels op zijn betekenis voor de kunsten, architectuur en wetenschap. In 2004 werd een monografische tentoonstelling aan het werk van Albert Eckhout gewijd. Het aspect van Johan Maurits’ verwevenheid met koloniale geschiedenis, in het bijzonder die van de trans-Atlantische slavenhandel, kwam meer naar voren in de tentoonstelling van 2019, Bewogen beeld – Op zoek naar Johan Maurits. Binnen deze tentoonstelling werd onderzocht hoe zijn geschiedenis vanuit verschillende perspectieven kan worden bekeken.
De opzet van Bewogen beeld was niet die van een historische overzichtstentoonstelling. Juist tijdens en na deze tentoonstelling werden we ons bewust van het feit dat er nog veel onderzoeksvragen openbleven. Daarom startte het Mauritshuis in 2018 een inventariserend onderzoek, dat in 2020 is opgevolgd door het meerjarige wetenschappelijke onderzoeksproject Revisiting Dutch Brazil and Johan Maurits.