Mozes en de kroon van de farao, dat als eerste historiestuk van Jan Steen door het Mauritshuis werd verworven, stelt een apocrief verhaal uit de kindertijd van de profeet voor. Weergegeven is het moment dat Mozes als kleuter huilend zijn toevlucht zoekt in de armen van zijn pleegmoeder, de dochter van de farao. Een van de louche raadgevers fluistert in het oor van de farao die woedend voor zich uitkijkt omdat het kind zijn kroon kapot heeft gegooid. Steen heeft het verhaal als een amusante klucht in beeld gebracht met veel aandacht voor het chagrijn van de farao en het verdriet van de peuter. Het is het enige schilderij van Steen dat een episode uit Mozes’ kindertijd weergeeft. In tegenstelling tot het in de schilderkunst populaire thema van de dochter van de farao die de kleine Mozes in een mandje op de Nijl vindt (dat Steen voor zover bekend niet uitbeeldde), is dit verhaal slechts sporadisch voorgesteld.
Steen heeft in de loop van zijn carrière verschillende voorstellingen uit het leven van Mozes geschilderd, een van de belangrijkste profeten uit het Oude Testament. Een vroeg werk is Mozes slaat water uit de rots (Städel Museum, Frankfurt), een thema dat hij kort na 1670 nogmaals ter hand zou nemen (Philadelphia Museum of Art, Philadelphia).1 Een van Steens laatste meesterwerken – De aanbidding van het gouden kalf (North Carolina Museum of Art, Raleigh) – stelt eveneens een episode uit Exodus voor, het Bijbelboek over de door Mozes geleide uittocht van de Israëlieten uit Egypte.2 Het verhaal van de kleuter Mozes en de kroon van de farao is een tamelijk ingewikkelde, apocriefe geschiedenis die in verschillende varianten is overgeleverd.
Middeleeuwse (geïllustreerde) navertellingen van de Bijbel en de traditionele uitleg op de Thora bieden een verklaring voor de summiere mededeling in Exodus (4:10) dat Mozes moeilijk sprak. Mozes, die was geadopteerd door Thermuthis, de dochter van de farao, had als peuter spelend met zijn pleeg-grootvader diens kroon op zijn hoofd gekregen. Daarop had hij de kroon op de grond kapot getrapt – dit alles vanwege een afgodsbeeldje dat erop was bevestigd. De raadslieden van de farao ontstaken in woede en herkenden het kind dat volgens de voorspelling het Egyptische rijk te gronde zou richten. Sommigen wilden het kind direct doden, anderen overtuigden de farao hem nog één kans te geven. Het kind moest een vuurproef ondergaan waarbij hij gloeiende kolen kreeg voorgeschoteld en tegelijkertijd een schaal met spijs (of in een andere versie van het verhaal een schaal met goud). Mozes wist zijn kinderlijke onschuld te bewijzen door een brandend kooltje te pakken en in zijn mond te stoppen, de oorzaak van zijn spraakgebrek.3
Steen laat op dit schilderij de afloop van deze geschiedenis zien: Mozes zoekt huilend zijn toevlucht in de armen van zijn moeder, wijzend op zijn verbrande mond. Achter de rug van het kind vormen de kapotte kroon, de geldbuidel met goudstukken en de komfoor met gloeiende kolen getuigenissen van wat zich zojuist heeft afgespeeld. Een bediende, die is gekleed in een kostuum dat oogt als een page-livrei,4 houdt de komfoor vast terwijl hij zijn gezicht afwendt van de hitte. Een oude man met een tweepuntig hoofddeksel, waarschijnlijk een priester, heft vol ontzetting zijn handen.5 De hellebaarden van de samengedromde omstanders duiden op het gevaar van de situatie voor het kind. Met veel aandacht voor de houdingen en gezichtsuitdrukkingen van de personages heeft Steen het verhaal in beeld gebracht. Onderuitgezakt met een diepe frons op zijn gezicht luistert de farao naar het gefluister in zijn oor, zijn hoofd steunend op een hand en stevig knijpend in zijn staf.6 De raadsman bij zijn oor ziet er met zijn grimas en bladerkrans op zijn kale hoofd even potsierlijk uit – mooi gedetailleerd zijn de dolk, geldbuidel en sleutelbos aan zijn riem.
Ook de knielende Thermuthis, die onder de troon het kind tegen zich aandrukt, is prachtig uitgewerkt; met haar rechterhand maakt ze een smekend gebaar. Haar fijn geschilderde profiel steekt licht af tegen de donkerblauwe mantel van haar vader. De hoofdfiguren springen in het oog door het glanzende satijn van hun kleding. Steen was een meester in de weergave van die stof die hij met een vlot heen-en-weer bewegend penseel suggereerde. Mooi geschilderd zijn ook het tapijt dat als een baldakijn boven de troon hangt en het oosterse kleed onder diens troon, waarachter twee metgezelinnen van Thermuthis staan.7 Amusant detail is het leeuwenhondje rechts dat ons vanuit zijn ooghoeken aankijkt, een halsband met belletjes om zijn nek. De bijfiguren van de voorstelling heeft Steen schematischer geschilderd in een donkerder palet, waardoor hij hen meer op de achtergrond heeft geplaatst.
Steen staat erom bekend dat hij het werk van zijn voorgangers goed heeft bestudeerd en veelvuldig als inspiratiebron heeft gebruikt, altijd op zoek naar voorbeelden die bruikbaar waren voor zijn composities. Doelbewust bediende hij zich daarbij dikwijls van geleende motieven, een soort ‘citaten’ waaraan hij vervolgens een eigen draai gaf. Met sommige van de grote meesters uit het verleden had Steen een bijzondere verhouding. Zo was het werk van zijn bewonderde stadsgenoot Lucas van Leyden voor Steen een belangrijk ijkpunt en inspiratiebron. Het hier beschreven schilderij bevat een opvallende ontlening aan de Leidse meester. Op diens prent David speelt harp voor Saul is koning Saul afgebeeld kort voordat hij van woede zal ontploffen om zijn speer naar de onschuldige David te werpen.8 Met verkrampte handen en voeten van ingehouden razernij zit Saul onderuitgezakt op zijn troon. Steen gebruikte deze figuur voor de lichaamstaal van zijn farao die zijn staf ook bijna als een moordwapen vasthoudt – hij lijkt op het punt te staan om het kind alsnog iets aan te doen. Voor de kunstkenner van zijn tijd zullen dergelijke citaten waarschijnlijk goed herkenbaar zijn geweest.
Daarnaast lijkt Steen te hebben gezocht naar voorbeelden in de prentkunst waarop hetzelfde onderwerp was uitgebeeld, zoals een prentserie over Mozes’ kindertijd door de Luikse kunstenaar Pieter Jalhea Furnius.9 Op de prent Mozes vertrapt de kroon van de farao zit de vorst in ongeveer dezelfde houding afgebeeld met zijn hoofd in zijn hand, knijpend in zijn staf. Ook de baldakijn is verwant evenals de twee figuren naast de troon (bij Steen de vrouwen achter de troon). Op de volgende prent uit de reeks van Furnius is de vuurproef voorgesteld – de door Steen uitgebeelde afloop met het verdrietige kind in de armen van zijn moeder is echter niet voorgesteld. In de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst is het vertrappen van de kroon door Mozes sporadisch in beeld gebracht, maar dan zonder verwijzing naar de vuurproef.10 Ook een schilderij van Jan Lievens, een aangetrouwd familielid van Steen,11 kan als voorbeeld hebben gediend voor het hier besproken werk.12 De weergave van de knielende moeder met het kind bij de troon is bij Lievens namelijk overeenkomstig; een wit leeuwenhondje springt van achter tegen haar op.
Steen was een zeer productief schilder maar tekenen deed hij voor zover bekend amper.13 Dit laatste zou men althans kunnen concluderen omdat er vrijwel geen werken op papier van zijn hand zijn overgeleverd. Toch lijkt het ook mogelijk dat zijn voorraad studies en schetsen simpelweg verloren is gegaan, zoals dat wel vaker met de getekende nalatenschap van kunstenaars is gebeurd. Gezien het feit dat Steen allerlei motieven telkens hergebruikte in zijn schilderijen, zou men immers verwachten dat hij albums met voorbeeldtekeningen in zijn atelier tot zijn beschikking moet hebben gehad.14 Mozes en de kroon van de farao is het enige schilderij van Steen waarvan een voorbereidende tekening bewaard is gebleven.15 In grote lijnen is de compositie van deze gewassen pentekening gelijk aan het schilderij, maar de weergegeven ruimte is gecomprimeerd en het bijwerk is eenvoudiger. Links op de achtergrond zijn slechts drie figuren afgebeeld, de raadgever van de farao heeft een andere hoofdbedekking, de jongen aan het komfoor ontbreekt evenals het leeuwenhondje en er is een extra figuur achter de troon te zien. De tekening is een typisch werkblad. Zo is het bovenlichaam van de farao getekend op een uitgeknipt stuk papier, kennelijk ter correctie van een eerdere versie. Op het blad staart de vorst naar de grond, terwijl hij op het schilderij vanuit zijn ooghoeken het beeld uitkijkt. Vooral in de met penseel uitgevoerde modellering van de hoofdfiguren heeft de tekening een schilderachtige kwaliteit die de toeschrijving aan Steen aannemelijk maakt. Waar de details van de figuren met pen in bruine inkt zijn geschetst oogt de tekening echter tamelijk schools en stijf, zodat vermoed kan worden dat hier een assistent of een leerling aan het werk is geweest.16
Veelzeggend detail op de tekening dat op het schilderij niet voorkomt, is een figuurtje dat links van de kroon op de grond ligt: het afgodsbeeldje dat volgens sommige versies van het verhaal de reden vormde voor de kleine Mozes om de kroon kapot te trappen. Zo is het bijvoorbeeld beschreven in Petrus Comestors twaalfde-eeuwse navertelling van de Bijbel, Historia Scholastica, die in 1473 voor het eerst in een Nederlandse vertaling was verschenen.17 In de typologische uitleg van de Bijbel werd de geschiedenis van Mozes op allerlei manieren in verband gebracht met de heilsgeschiedenis, waarbij de profeet werd gezien als de voorloper van Christus. In het veertiende-eeuwse Speculum humanae salvationis, een typologisch handboek waarin verhalen uit het Oude Testament worden gekoppeld aan verhalen uit het Nieuwe Testament, wordt het afgodsbeeldje op de kroon vergeleken met de afgodsbeelden die tijdens de vlucht van de Heilige Familie naar Egypte omvielen overal waar het Kind passeerde.18
Steen geeft een originele invulling aan het verhaal van Mozes en de kroon van de farao door het kind als een huilende peuter af te beelden, wijzend op zijn verbrande mondje. De weergave van het geschrokken kind is een uit het leven gegrepen detail van het type dat Steen ook in zijn genretaferelen veelvuldig toepaste. In dit schilderij heeft hij alle elementen van het complexe verhaal op originele wijze tot een geheel weten te brengen.